Job 12

Job antwoordt Zofar

25 verzen

Job 12:1

Job antwoordt Zofar

Maar Job antwoordde en zeide:

Job 12:2

Trouwens, omdat gijlieden het volk zijt, zo zal de wijsheid met ulieden sterven!

Job 12:3

Ik heb ook een hart even als gijlieden, ik zwicht niet voor u; en bij wien zijn niet dergelijke dingen?

Job 12:4

Ik ben het, die zijn vriend een spot is, maar roepende tot God, Die hem verhoort; de rechtvaardige en oprechte is een spot.

Job 12:5

Hij is een verachte fakkel, naar de mening desgenen, die gerust is; hij is gereed met den voet te struikelen.

Job 12:6

De tenten der verwoesters hebben rust, en die Gode tergen, hebben verzekerdheden, om hetgene God met Zijn hand toebrengt.

Job 12:7

En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven.

Job 12:8

Of spreek tot de aarde, en zij zal het u leren; ook zullen het u de vissen der zee vertellen.

Job 12:9

Wie weet niet uit alle deze, dat de hand des HEEREN dit doet?

Job 12:10

In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen.

Job 12:11

Zal niet het oor de woorden proeven, gelijk het gehemelte voor zich de spijze smaakt?

Job 12:12

In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand.

Job 12:13

Bij Hem is wijsheid en macht; Hij heeft raad en verstand.

Job 12:14

Ziet, Hij breekt af, en het zal niet herbouwd worden; Hij besluit iemand, en er zal niet opengedaan worden.

Job 12:15

Ziet, Hij houdt de wateren op, en zij drogen uit; ook laat Hij ze uit, en zij keren de aarde om.

Job 12:16

Bij Hem is kracht en wijsheid; Zijns is de dwalende, en die doet dwalen.

Job 12:17

Hij voert de raadsheren beroofd weg, en de rechters maakt Hij uitzinnig,

Job 12:18

Den band der koningen maakt Hij los, en Hij bindt den gordel aan hun lenden.

Job 12:19

Hij voert de oversten beroofd weg, en de machtigen keert Hij om.

Job 12:20

Hij beneemt den getrouwen de spraak, en der ouden oordeel neemt Hij weg.

Job 12:21

Hij giet verachting over de prinsen uit, en Hij verslapt den riem der geweldigen.

Job 12:22

Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.

Job 12:23

Hij vermenigvuldigt de volken, en verderft ze; Hij breidt de volken uit, en leidt ze.

Job 12:24

Hij neemt het hart van de hoofden des volks der aarde weg, en doet hen dwalen in het woeste, waar geen weg is.

Job 12:25

Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.

Job 13