Spreuken 23

Wanneer u bij een hooggeplaatste aan tafel zit, let dan op wat u wordt

35 verzen

Spreuken 23:1

Wanneer u bij een hooggeplaatste aan tafel zit, let dan op wat u wordt

Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is.

Spreuken 23:2

En zet een mes aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt;

Spreuken 23:3

Laat u niet gelusten zijner smakelijke spijzen, want het is een leugenachtig brood.

Spreuken 23:4

Vermoei u niet om rijk te worden; sta af van uw vernuft

Spreuken 23:5

Zult gij uw ogen laten vliegen op hetgeen niets is? Want het zal zich gewisselijk vleugelen maken gelijk een arend, die naar den hemel vliegt.

Spreuken 23:6

Eet het brood niet desgenen, die boos is van oog, en wees niet belust op zijn smakelijke spijzen;

Spreuken 23:7

Want gelijk hij bedacht heeft in zijn ziel, alzo zal hij tot u zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is niet met u;

Spreuken 23:8

Uw bete, die gij gegeten hebt, zoudt gij uitspuwen; en gij zoudt uw liefelijke woorden verderven.

Spreuken 23:9

Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten.

Spreuken 23:10

Zet de oude palen niet terug; en kom op de akkers der wezen niet;

Spreuken 23:11

Want hun Verlosser is sterk; Die zal hun twistzaak tegen u twisten.

Spreuken 23:12

Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap.

Spreuken 23:13

Weer de tucht van den jongen niet; als gij hem met de roede zult slaan, zal hij niet sterven.

Spreuken 23:14

Gij zult hem met de roede slaan, en zijn ziel van de hel redden

Spreuken 23:15

Mijn zoon! zo uw hart wijs is, mijn hart zal blijde zijn, ja, ik.

Spreuken 23:16

En mijn nieren zullen van vreugde opspringen, als uw lippen billijkheden spreken zullen.

Spreuken 23:17

Uw hart zij niet nijdig over de zondaren; maar zijt ten allen dage in de vreze des HEEREN.

Spreuken 23:18

Want zekerlijk, er is een beloning; en uw verwachting zal niet afgesneden worden.

Spreuken 23:19

Hoor gij, mijn zoon! en word wijs, en richt uw hart op den weg

Spreuken 23:20

Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters;

Spreuken 23:21

Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimering doet verscheurde klederen dragen

Spreuken 23:22

Hoor naar uw vader, die u gewonnen heeft; en veracht uw moeder niet, als zij oud geworden is.

Spreuken 23:23

Koop de waarheid, en verkoop ze niet, mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand.

Spreuken 23:24

De vader des rechtvaardigen zal zich zeer verheugen; en die een wijzen zoon gewint, zal zich over hem verblijden.

Spreuken 23:25

Laat uw vader zich verblijden, ook uw moeder; en laat haar zich verheugen, die u gebaard heeft.

Spreuken 23:26

Mijn zoon! geef mij uw hart, en laat uw ogen mijn wegen bewaren.

Spreuken 23:27

Want een hoer is een diepe gracht, en een vreemde vrouw is een enge put.

Spreuken 23:28

Ook loert zij als een rover; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen.

Spreuken 23:29

Bij wien is wee? bij wien och arme? bij wien gekijf? bij wien het beklag? bij wien wonden zonder oorzaak? bij wien de roodheid der ogen?

Spreuken 23:30

Bij degenen, die bij den wijn vertoeven; bij degenen, die komen om gemengde drank na te zoeken.

Spreuken 23:31

Zie den wijn niet aan, als hij zich rood vertoont, als hij in den beker zijn verve geeft, als hij recht opgaat;

Spreuken 23:32

In zijn einde zal hij als een slang bijten, en steken als een adder.

Spreuken 23:33

Uw ogen zullen naar vreemde vrouwen zien, en uw hart zal verkeerdheden spreken.

Spreuken 23:34

En gij zult zijn, gelijk een, die in het hart van de zee slaapt; en gelijk een, die in het opperste van den mast slaapt.

Spreuken 23:35

Men heeft mij geslagen, zult gij zeggen, ik ben niet ziek geweest; men heeft mij gebeukt, ik heb het niet gevoeld; wanneer zal ik opwaken? Ik zal hem nog meer zoeken!

Spreuken 24